Menu

Kwaliteitseisen kinderopvang veranderen per 1 juli

Om de druk op de kinderopvangsector te verlichten, worden twee kwaliteitseisen versoepeld: het vaste-gezichtencriterium en de drie-uursregeling. Betekenen de versoepelingen dat we inleveren op kwaliteit? Of komt het de sector juist ten goede?

De werkdruk in de kinderopvang verlagen door een versoepeling van het vaste-gezichtencriterium en de drie-uursregeling; het zijn maatregelen die minister Karien van Gennip (SZW) aankondigde in een zogenoemd actieplan voor de kinderopvang in september 2022. Waar eerst het plan was de versoepelingen pas in te laten gaan vanaf 1 januari 2024, treden de versoepelde drie-uursregeling en de mogelijkheid om af te wijken van het vaste-gezichtencriterium al in werking per 1 juli 2023.

Drie-uursregeling

Een houder die tien uur aaneengesloten opvang biedt, mag drie uur per dag afwijken van de beroepskracht-kindratio (BKR). In het pedagogisch beleidsplan hoeft de houder niet meer de exacte tijdstippen vast te leggen waarop de houder drie uur per dag afwijkt van de BKR. In het pedagogisch beleidsplan neemt de houder de algemene kaders op over de inzet van het personeel, de BKR en het afwijken hiervan volgens de drie-uursregeling.

Vaste-gezichtencriterium

Het vaste-gezichtencriterium verandert niet, maar houders mogen vanaf 1 juli 2023 wel tijdelijk een andere beroepskracht inzetten dan een vast gezicht. Dit mag als een vast gezicht ziek is, verlof heeft of op vakantie is. In die situaties mag de houder een andere beroepskracht inzetten, in plaats van het vaste gezicht.

De houder moet dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • afwijken is alleen toegestaan in situaties waarbij volgens het vaste gezichtencriterium maximaal twee of drie vaste gezichten worden toegewezen, dus niet in situaties waarbij er vier vaste gezichten toegewezen mogen worden;
  • er is geen ander vast gezicht beschikbaar dat ter vervanging van het afwezige vaste gezicht kan worden ingezet;
  • het vaste gezicht dat uitvalt door ziekte, vakantie of verlof mag niet langer dan vier aaneengesloten weken afwezig zijn;
  • de houder heeft in het pedagogisch beleidsplan opgeschreven hoe, bij het inzetten van een andere beroepskracht, de emotionele veiligheid en stabiliteit van het kind wordt geborgd.

Kritiek

Hoewel de maatregelen zijn genomen om de regeldruk in de kinderopvang te verminderen, klinken er ook kritische geluiden. In de Volkskrant stond een (anonieme) column waarin een moeder zich kritisch uit over de versoepelingen in de kinderopvang. Daarin staat: ‘Per 1 juli, las ik, mag worden afgeweken van het vaste-gezichtencriterium, ‘om in te kunnen spelen op de behoefte van de kinderen’. Volgens die regel moet een kind altijd één vast gezicht op de groep zien, want die kleinsten kunnen niet tegen variété. Straks mag er vier weken een invaller komen die we ook ‘vast gezicht’ noemen, zonder maximum aan het aantal los-vaste vaste gezichten dat de opvang inschakelt.’

Wat zegt de sector?

Toch geeft een versoepeling van de kwaliteitseisen de sector – die kampt met personeelstekorten en relatief hoge werkdruk – lucht. Uit eerder onderzoek door BK en BMK bleek dat 65,2 procent van de houders in de kinderopvang baat heeft bij het kunnen afwijken van het vaste-gezichtencriterium en 27,1 procent bij het afwijken van de drie-uursregeling.

‘Terugdringen onnodige regeldruk’

1 juli staat voor de deur. Hoe zien branchepartijen de versoepelingen tegemoet? De BVOK zegt nog altijd met optimisme te kijken naar de aanpassingen die gedaan zijn. ‘Eindelijk een actie rondom het terugdringen van onnodige regeldruk. De Wet IKK bracht veel regelgeving mee, die in de praktijk niet uitvoerbaar bleek of in ieder geval het beoogde doel ten behoeve van verbetering miste. Dit is een eerste stap in de goede richting.’

Over de versoepelde drie-uursregeling zegt de BVOK: ‘Feitelijk gaan we terug naar de regel van voor de IKK. De versoepeling qua administratieve lasten doet aan kwaliteit niets te kort. Met de versoepeling beschrijft een organisatie nog steeds in grote lijnen hoe ze de regeling op verantwoorde wijze toepast. Met de vorige werkwijze moest alles zodanig in detail beschreven worden dat dit in de praktijk niet realistisch was. Werken met mensen is niet elke dag exact hetzelfde. Ook de samenstelling van groepen verschilt van tijd tot tijd. Dit vraagt om een duidelijk kader met realiteitszin. De wijziging is wat BVOK betreft een zinvolle verbetering.’

‘Regelgeving staat haaks op praktijk’

‘Het kon niet uitblijven dat het VGC ook onder de aandacht werd gebracht’, stelt de BVOK. ‘Deze regel is moeilijk uit te voeren, zeker nu de sector onder druk is komen te staan door het grote personeelstekort. Zo werd duidelijk hoe dichtgetimmerde regelgeving al snel haaks op de praktijk komt te staan. De definitie van het VGC is nergens terug te vinden. Dit is de basis voor een goede discussie; vanuit welk perspectief kijken wij naar een vast gezicht in het kader van veiligheid? Vanuit het kind, de organisatie, het team of anders? Wat BVOK betreft vanuit veiligheid voor het kind. Om die reden zal zij zich in de toekomst in blijven zetten om ook een beroepskracht in opleiding die meerder dagen aanwezig is, anders dan een invalskracht, als vast gezicht mee te laten wegen.’

‘Wij adviseren houders om zorgvuldig om te gaan met het beschrijven van hoe zij de regels toepassen, waarin ook de uitzonderingen meegewogen worden’, besluit de BVOK. ‘Betrek vooraf ook de inspectie om vragen te stellen over wanneer zich onvoorziene ontwikkelingen voordoen, die het vastleggen onder druk zetten.’

‘Ruimte voor pedagogisch maatwerk’

Zowel de BK als de BMK zijn positief over een versoepeling van de drie-uursregeling.

Volgens de Brancheorganisatie Kinderopvang is de wetswijziging een verbetering voor de kinderopvangorganisaties: nu zijn zij niet meer verplicht om de exacte tijden op te nemen in hun pedagogisch beleidsplan waarop zij afwijken van de BKR. ‘Wij herkennen de knelpunten die de huidige drie-uursregeling met zich meebrengt. Tot 1 juli biedt de drie-uursregeling geen ruimte voor pedagogisch maatwerk. Medewerkers gaan op de klok met pauze, waardoor er niet kan worden ingespeeld op individuele behoeftes van kinderen. Het haalt de flexibiliteit weg die er nodig is om mee te bewegen in de dagelijkse praktijk en om de beste kwaliteit te kunnen borgen. Door de wetswijziging komt hier ruimte voor en kunnen medewerkers hun eigen professionaliteit inzetten en pedagogische keuzes maken.’

‘Dubbel gevoel’

Loes Ypma, voorzitter BMK: ‘De reacties van onze leden op de aankomende wijzigingen met betrekking tot de drie-uursregeling en het vaste gezichtencriterium zijn gemengd. Enerzijds voorzichtig positief, omdat deze regels beter aan lijken te sluiten bij situaties zoals die vaak al in de praktijk zijn. Op het moment dat het voor kinderen of personeel én kinderen beter is om een half uur eerder of later met pauze te gaan, is dat aan het team om dat te doen en zich niet te laten leiden door wat op papier staat. Beleid hoort ondersteunend aan de praktijk te zijn, want de praktijk en de professionals zijn leidend. Hetzelfde geldt voor het vaste gezichtencriterium. We zien dat verantwoorde houders zich al jaren in alle bochten wringen om zo vertrouwd mogelijke gezichten op de groepen te krijgen in tijden van corona, personeelstekort en overbelasting. Tegelijkertijd is de situatie ook zo dat de mate waarin kinderopvangorganisaties hun uiterste best doen, verschilt. Of simpelweg niet de kennis en expertise in huis hebben daarvoor. Vandaar dat ook bij deze nieuwe regelgeving die eigenlijk méér ruimte en minder (administratieve) last zou moeten geven, er toch ook weer meer waarborgen en extra (administratieve) last en werkdruk ontstaan. Dit wordt met een dubbel gevoel ontvangen door onze leden. Uiteraard kunnen we met elkaar procedures goed beschrijven, zoals wat we doen als de vaste gezichten er niet zijn. Of hoe we de pedagogische kwaliteit ten alle tijden waarborgen. Ook kunnen we met elkaar nog beter communiceren richting ouders hoe we te werk gaan en hoe dit soort processen lopen.’

‘We willen toezicht dat meedenkt’

‘Het is en blijft het belangrijk om in de kinderopvang regels op te stellen op basis van vertrouwen’, stelt Ypma. ‘De vraag wordt nog te vaak gesteld: hoe kunnen we ervoor zorgen dat houders bewijzen dat ze geen misbruik maken van de regels? Onze maatschappelijke kinderopvangorganisaties hebben hetzelfde uitgangspunt als het Rijk, de gemeente en de toezichthouders, namelijk: kwalitatief de best mogelijke kinderopvang bieden. We bieden graag inzicht in hoe we te werk gaan. En we willen dat toezicht dat met ons meedenkt en ons scherp houdt en de dialoog aangaat. Zo versterken we, als partners, gezamenlijk de kwaliteit. Dit inzicht kan geboden worden aan Toezicht door bestaande middelen. Denk aan het pedagogisch plan, personeelsbeleid, kindplanning, gemiddelde pauze tijden en overlegmomenten en presentielijsten. Overzichten die houders – elk op hun eigen manier – nu ook al bijhouden. Daar moet wat BMK betreft geen apart administratiesysteem voor worden opgetuigd. Alle kinderopvangorganisaties hebben dat op de eigen manier goed inzichtelijk. Deze informatie is niet alleen voor het Toezicht, maar juist voor de eigen organisatie belangrijk omdat het onze verantwoordelijkheid is. Het gaat over het éigen handelen.’

Wat is het vaste-gezichtencriterium?

Het vaste-gezichtencriterium is een regel die van toepassing is op de kinderopvang in Nederland. Het criterium is opgenomen in de Wet kinderopvang en heeft als doel de kwaliteit en stabiliteit van de kinderopvang te waarborgen.

Het vaste-gezichtencriterium houdt in dat kinderen zoveel mogelijk moeten worden opgevangen door een vast en vertrouwd gezicht, zoals een pedagogisch medewerker. Dit betekent dat er in de dagelijkse praktijk zoveel mogelijk sprake moet zijn van een vaste groep pedagogisch medewerkers die de kinderen begeleiden.

Het criterium is gebaseerd op het idee dat een stabiele en vertrouwde relatie met een vaste verzorger belangrijk is voor de ontwikkeling en het welzijn van kinderen. Door een vaste groep pedagogisch medewerkers te hebben, kunnen kinderen zich veilig voelen en zich beter hechten.

Op Rijksoverheid.nl staat het volgende rekenvoorbeeld:

  • Zijn er 1 of 2 pedagogisch medewerkers vereist bij een groep volgens de beroepskracht-kindratio (BKR)? Dan zijn er maximaal 2 vaste gezichten per baby. Voor kinderen van 1 jaar en ouder maximaal 3.
  • Bij 3 of meer pedagogisch medewerkers zijn er maximaal 3 vaste gezichten per baby. Voor kinderen van 1 jaar of ouder maximaal 4.

Wat is de drie-uursregeling?

Kinderopvangorganisaties mogen maximaal drie uur per dag afwijken van de beroepskracht-kindratio (BKR); het maximaal aantal kinderen waar één pedagogisch medewerker verantwoordelijk voor is. Tijdens die uren mogen minder pedagogisch medewerkers worden ingezet. Dit heet de drie-uursregeling. Hiervoor geldt:

  • De drie-uursregeling geldt voor de dagopvang. En voor de buitenschoolse opvang, maar alleen op dagen dat hier de hele dag opvang wordt geboden zoals in de vakantie.
  • De afwijkende uren legt de organisatie vast in het pedagogisch beleidsplan. De organisatie kan dit vastleggen voor een groep of voor het hele kindercentrum.
  • De organisatie laat de ouders weten op welke dagen en tijdstippen minder pedagogisch medewerkers aanwezig zijn.
  • De buitenschoolse opvang (bso) mag ook voor en na schooltijd en op vrije middagen maximaal een half uur per dag minder pedagogisch medewerkers inzetten. Dit hoeft de bso niet vast te leggen in het pedagogisch beleidsplan.

Bronnen: KinderopvangTotaal, Rijksoverheid, de Volkskrant, RTL

“Je spaart tijd, je spaart geld, je werkt efficiënter. Het is makkelijker omdat je het uitbesteedt, makkelijker het gezicht naar de ouders toe”