Conclusies over toezicht en handhaving kinderopvang
In deze blogpost kom je meer te weten over de belangrijkste conclusies uit het onderzoek naar toezicht en handhaving in de kinderopvang, zoals gedeeld door voormalig minister van SZW, Karien van Gennip. Dit onderzoek, uitgevoerd door de Universiteit Utrecht, biedt een verkenning van vier verschillende stelsels van toezicht om de veiligheid en kwaliteit van kinderopvang te waarborgen. Hoewel het huidige stelsel goed functioneert, geeft het onderzoek waardevolle inzichten en verbeterpunten die relevant zijn voor jou als belanghebbende in deze sector.
Key Takeaways:
- Vier stelsels onderzocht: De Universiteit Utrecht heeft vier modellen voor toezicht en handhaving onderzocht: het huidige decentrale model, het inspectiemodel, het regionale model, en het decentrale model met open normen. Elk model heeft zijn eigen voor- en nadelen.
- Huidige stelsel functioneert: Het huidige stelsel van decentraal toezicht met landelijke sturing functioneert in principe goed, maar er zijn mogelijkheden voor verbetering.
- Voorstellen voor verbetering: De onderzoekers stellen verbeteringen voor in het huidige systeem, zoals het toepassen van houdertoezicht, een differentiatie in het normenkader naar type houders, en het versterken van interne kwaliteitscontroles.
- Principle gestuurde regulering: De sector is nog niet klaar voor principegestuurde regulering met open normen, omdat deze te veel ruimte bieden voor het opzoeken van de onderkant van de kwaliteitsgrens.
- Besluitvorming: De oud-minister heeft aangegeven dat de besluitvorming over het vervolg aan haar opvolger is en dat de komende maanden gebruikt zullen worden om de uitkomsten te bespreken met de toezichts- en handhavingspartijen en de sector.
Achtergrond
Belang van kinderopvang
Kinderopvang speelt een cruciale rol in zowel de arbeidsparticipatie van ouders als de ontwikkeling van kinderen. Je moet begrijpen dat kwalitatief hoogwaardige en veilige kinderopvang essentieel is om ouders in staat te stellen te werken, terwijl kinderen een veilige en stimulerende omgeving hebben om zich te ontwikkelen.
Huidig systeem van toezicht en handhaving
Het huidige stelsel voor toezicht en handhaving in de kinderopvang is decentraal georganiseerd met landelijke sturing. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving bij de gemeenten en de GGD ligt, met landelijke richtlijnen om consistentie te waarborgen.
Als je kijkt naar de praktische uitvoering, merk je dat dit systeem voornamelijk functioneert, hoewel er beperkingen zijn. De Universiteit Utrecht heeft bijvoorbeeld vastgesteld dat houders van kinderopvangorganisaties verschillen ervaren in de uitvoering van toezicht en handhaving. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor landelijke sturing beperkt. Ondanks deze uitdagingen werkt dit decentrale model in de basis goed, maar er is ruimte voor verbetering, zoals het toepassen van houdertoezicht en een differentiatie in het normenkader naar type houders.
Onderzoekstudie
Doel van het onderzoek
Het doel van deze onderzoekstudie, uitgevoerd door de Universiteit Utrecht (UU), was om de voor- en nadelen van verschillende stelsels van toezicht en handhaving in de kinderopvang te analyseren. De aanleiding hiervoor was de behoefte om andere vormen van toezicht te verkennen, gezien de beperkingen van het huidige systeem. De focus lag op het waarborgen van de veiligheid en kwaliteit van kinderopvang, essentieel voor zowel de arbeidsparticipatie van ouders als de ontwikkeling van kinderen.
Methode
Het onderzoeksteam van de UU gebruikte een beoordelingskader om vier modellen van toezicht en handhaving grondig te vergelijken. Door middel van literatuurstudie, interviews met betrokken professionals, en analyses van bestaande data, hebben de onderzoekers de effectiviteit en haalbaarheid van elk model geëvalueerd. De bevindingen van deze evaluaties vormden de basis voor hun conclusies.
De onderzoekers voerden een diepgaande analyse uit van de huidige staat van toezicht en handhaving in de kinderopvangsector. Dit betrof zowel kwantitatieve data-analyse als kwalitatieve feedback van betrokkenen. Door deze multidimensionale benadering konden ze zowel de sterke punten als de zwakke punten van elk stelselmodel identificeren. Dit hielp bij het ontwikkelen van concrete aanbevelingen voor verbetering, zoals de implementatie van houdertoezicht en differentiatie in het normenkader.
Onderzochte modellen voor toezicht en handhaving
Vier verschillende modellen voor toezicht en handhaving werden onder de loep genomen: het huidige decentrale model met landelijke sturing, het inspectiemodel met nationaal toezicht, het regionale model met toezicht op provinciaal niveau, en het decentrale model binnen landelijke kaders met open normen. Ieder model vertegenwoordigt een unieke balans tussen centrale en decentrale controlemechanismen.
Bij het decentrale model blijven gemeenten en GGD verantwoordelijk voor toezicht en handhaving. Het inspectiemodel zou daarentegen een centrale inspectie-instantie introduceren voor een uniforme handhaving van landelijke wet- en regelgeving. Het regionale model zou toezicht delegeren aan provinciale of regionale overheden. Het laatste model, dat principegestuurde regulering met open normen voorstelt, bleek volgens het onderzoeksteam momenteel te riskant vanwege de prikkels in een marktsysteem die de ondergrens van kwaliteit zouden kunnen verlagen.
Bevindingen
Voor- en nadelen van de modellen
In het onderzoek van de Universiteit van Utrecht worden vier modellen voor toezicht en handhaving in de kinderopvang beschreven: het huidige decentrale model, een inspectiemodel, een regionaal model en een decentraal model binnen landelijke kaders. Elk model heeft zijn eigen voor- en nadelen. Het huidige model met gemeentelijk toezicht werkt in principe goed, maar er zijn beperkingen wat betreft landelijke sturing. Andere modellen kunnen bijvoorbeeld leiden tot meer uniformiteit, maar missen lokale flexibiliteit en betrokkenheid.
Huidige stelsel limitaties
Hoewel het huidige stelsel van gemeentelijke toezicht en handhaving goed functioneert, kent het zeker ook zijn beperkingen. Houders van kinderopvangorganisaties ervaren inconsistenties in de uitvoering van toezicht en handhaving door verschillende gemeenten. Daarnaast biedt het huidige stelsel beperkte mogelijkheden voor landelijke sturing, wat kan leiden tot ongelijkheden en onzekerheden binnen de sector.
De decentralisatie van toezicht, waarbij de gemeente en de GGD verantwoordelijk zijn, zorgt ervoor dat er verschillen zijn in de wijze waarop regels worden toegepast en gehandhaafd. Dit kan tot frustratie leiden bij houders van kinderopvangorganisaties, die zich niet altijd duidelijk ondersteund voelen en onzekerheid ervaren over het voldoen aan de juiste normen. Bovendien belemmert dit de mogelijkheid om op nationaal niveau consistent beleid te voeren, waardoor de sector als geheel moeilijker te sturen en te reguleren is.
Voorstellen voor verbetering
Om het huidige stelsel te verbeteren, stelt het onderzoeksteam enkele maatregelen voor. Deze omvatten onder andere het invoeren van houdertoezicht, het differentiëren van normenkaders naar type houders, en het versterken van interne kwaliteitscontrole. Deze verbeteringen zijn bedoeld om moeilijkheden van het huidige systeem te verkleinen en duidelijkere richtlijnen te bieden aan de sector.
Met houdertoezicht wordt beoogd dat kinderopvanghouders meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen kwaliteit. Differentiatie in het normenkader kan voorkomen dat alle houders over dezelfde kam worden geschoren, wat more tailored toezicht mogelijk maakt. Interne kwaliteitscontrole versterkt verder de autonomie en verantwoordelijkheid binnen kinderopvangorganisaties, en zorgt ervoor dat zij zelf actief bijdragen aan het waarborgen van de kwaliteit en veiligheid, zonder afhankelijk te zijn van externe inspecties.
Analyse
Bereidheid van de sector voor principegestuurde regulering
Het onderzoek concludeert dat de kinderopvangsector momenteel niet gereed is voor de invoering van principegestuurde regulering. Ondanks het potentieel van deze benadering, bieden open normen te veel ruimte voor misbruik binnen een marktsysteem. Dit kan ertoe leiden dat organisaties de minimale kwaliteitsvereisten opzoeken, wat de veiligheid en kwaliteit van de kinderopvang kan ondermijnen.
Behoefte aan duidelijke normen en standaarden
De diversiteit en fragmentatie binnen de sector maken het noodzakelijk dat er eenduidige normen en standaarden gehanteerd worden. Door duidelijke richtlijnen te implementeren, weten houders van kinderopvangorganisaties precies welke vereisten er zijn en hoe zij aan deze normen kunnen voldoen.
De Universiteit Utrecht benadrukt dat er behoefte is aan concrete en duidelijke normen binnen de kinderopvangsector. Dit zorgt voor uniformiteit en zekerheid bij de houders van kinderopvangorganisaties. Door vastomlijnde richtlijnen te hanteren, kan de sector voorkomen dat organisaties afwijken van kwaliteitsnormen en zo de veiligheid en het welzijn van kinderen in gevaar brengen.
Uitdagingen van centrale kwaliteitsborging
Het onderzoek wijst ook op de uitdagingen van centrale kwaliteitsborging binnen de diversiteit van de sector. Door de variëteit aan aanbieders en het huidige decentrale systeem, zijn centrale mechanismen voor kwaliteitsborging moeilijk te implementeren.
Volgens het onderzoek van de Universiteit Utrecht maken de verschillende aanbieders en variaties binnen de sector het lastig om een uniforme centrale kwaliteitsborging te realiseren. Dit kan resulteren in inconsistenties en problemen bij de naleving van kwaliteitseisen, waardoor de noodzaak voor lokale en gedifferentieerde benaderingen van toezicht en handhaving nog steeds aanwezig blijft.
Conclusies over toezicht en handhaving kinderopvang
Uit het onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat elk van de vier onderzochte stelselvarianten voor toezicht en handhaving in de kinderopvang voor- en nadelen heeft. Het huidige model functioneert redelijk goed, maar er zijn verbeteringen mogelijk, zoals houdertoezicht en een gedifferentieerd normenkader. Uw sector zou baat hebben bij streng gereguleerd toezicht, gezien de huidige fragmentatie en de diversiteit. Voorlopig is het ministerie in overleg met betrokken partijen om verdere stappen te bepalen, waarbij uw inbreng waardevol kan zijn voor de besluitvorming onder de nieuwe minister.
DebiCare Nederland BV
0180 - 555 911
06 - 18 54 99 34
info@debicare.nl
Adres
Zeemanstraat 61 B
2991 XR Barendrecht