Menu

Aanpassing kwaliteitsregels kinderopvang: wordt kwalitatief goede kinderopvang onbetaalbaar?

De afgelopen jaren is er veel veranderd in de wet- en regelgeving op het gebied van kinderopvang. Ook in 2018 staat weer het nodige te gebeuren: de Tweede Kamer heeft namelijk het wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (wet IKK) aangenomen. Maar is de kinderopvang(branche) wel gebaat bij deze wet? En leidt deze wet tot een daadwerkelijke kwaliteitsverbetering van de kinderopvang, of drijven we met de wet voornamelijk de prijs van de kinderopvang omhoog? Tijd om eens kritisch naar deze wet te kijken.

De wet IKK

Wat houdt de wet IKK nu eigenlijk in? Kort gezegd kent de wet 4 concrete doelen:
1. Opnemen van concrete pedagogische doelen voor kinderopvanginstellingen in de wetgeving
2. Aanpassing en gelijkschakeling van de grondslagen voor het stellen van kwaliteitseisen aan kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.
3. Aanpassing van de grondslagen voor het stellen van kwaliteitseisen aan de voorschoolse educatie
4. Verheldering van de regels omtrent het intrekken van een beschikking (en verwijdering van kindercentra uit het LRKP) door het college

Deze blog richt zich op het tweede element. Onderdeel hiervan is het opnemen van een strengere beroepskracht-kindratio (bkr) voor nuljarigen. Wat dit precies betekent, volgt uit onderstaand voorbeeld:

Momenteel is een kinderopvanginstelling wettelijk verplicht twee leidsters te plaatsen op een horizontale babygroep met negen baby’s. De wet IKK brengt met zich dat een kinderopvanginstelling vanaf 2018 verplicht is drie leidsters te plaatsen op dezelfde babygroep.

Strengere beroepskracht-kindratio: een dure maatregel

De kinderopvangbranche en minister Asscher roepen luidkeels dat de kwaliteit van de kinderopvang verbeterd dient te worden. Echter, is het aanpassen van de bkr hét middel voor kwaliteitsverbetering? En welke gevolgen heeft dit voor de groepsindeling bij kinderopvanginstellingen? Veel kinderopvanginstellingen maken bij het starten van een kinderopvang een bewuste keuze voor ofwel horizontale kindgroepen, ofwel verticale kindgroepen. Door de strengere bkr voor nuljarigen, zien veel kinderopvanginstellingen zich echter genoodzaakt over te stappen van horizontale kindgroepen naar verticale kindgroepen. Immers, de voorgestelde aanpassing van de bkr, brengt met zich dat een kinderopvanginstelling meer leidsters op een babygroep dient te plaatsen, waar dit bij een verticale groep minder het geval is. Dat dit kan zorgen voor een stijging in personeelskosten, terwijl het aantal kindplaatsen van de kinderopvang (en dus de omzet) niet toeneemt, is problematisch te noemen. Immers, op wie worden de toenemende personeelskosten afgewenteld? Zien ouders de strengere bkr straks terug in de kinderopvangkosten? Of vangen de kinderopvanginstellingen de klappen op? En leidt een strengere bkr ook daadwerkelijk tot kwaliteitsverbetering in de kinderopvang? Of leidt de voorgestelde wijziging vooral tot het verdwijnen van horizontale babygroepen?

Een simpele rekensom: als je nu als kinderdagverblijf 3 horizontalen groepen hebt met 9 baby’s, dan heb je 6 full-timers nodig. Dit wordt dus 9 full-timers op hetzelfde aantal kinderen. De kosten van het kinderdagverblijf stijgt dus met 50%.

Mogelijke oplossing?

Mijns inziens is afwenteling van de personeelskosten op ouders of kinderopvanginstellingen niet wenselijk en dient eveneens voorkomen te worden dat ouders straks niet meer kunnen kiezen voor een horizontale babygroep. Nu kwaliteitsverbetering in de kinderopvang daarentegen wel wenselijk is – en de wet IKK hier mogelijk toe kan leiden – dient de oplossing voor dit probleem elders te worden gezocht. Ik ben heel erg benieuwd naar jullie mening en oplossing.

Conclusie

Hoewel aan de doelstellingen van de wet IKK niet wordt getwijfeld, is het de vraag of de voorgestelde wijzigingen bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van de kinderopvang, zonder dat dit afbreuk doet aan de betaalbaarheid en keuzevrijheid van ouders. Wij kijken gespannen toe en houden u op de hoogte!

Sven Weeda